De onderste steen ligt vast; de bovenste draaide samen met
de rodete.
Beide stenen waren omhuld met een stofvang – guardapolvo – om te vermijden dat
het meel in alle richtingen rondstoof.
Doorgaans cirkelvormig in omtrek, was de guardapolvo soms achtkantig gemaakt
(bijv. Yésero, Ainielle).
De bovenste steen woog ongeveer 1000 kilo en deed meer dan 100 toeren per minuut.
Het was bijgevolg belangrijk dat het geheel fijn in evenwicht was.
Tegenwoordig vinden we veel stenen terug als pik-nik tafels.
(Sarvisé, Allué).
De motor De energiebron De werkvloer: harinero, aceitero, batán |
Een reusachtige schroef (caracol) dwong de hefboom omlaag en de arme olijven tot het vrijgeven van hun kostbare olie. Het proces werd bespoedigd met heet water.
Het water-olie mengsel werd opgevangen in een stenen reservoir: de pila. De overloop van pila tot pila isoleerde de olie in slechts enkele stappen. De overblijvende korst tussen de matten diende daarna als brandstof of als dierenvoer.
Sommige molens
waren uitgerust met een modernere en meer compacte
stalen pers zonder de lange hefboom
(bijv. Troncedo, Almazorre,
Mipanas).
Meer beelden van de pers, caracol en estera
in Coscojuela en Trillo.
De motor De energiebron De werkplaats: harinero, aceitero, batán |
Het aandrijfwiel was vertikaal gemonteerd: het is veel directer om de hamers met een horizontale as aan te sturen.
De laatste batán (Lacort) bleef in gebruik tot het begin van de jaren 1970.
De motor De energiebron De Werkplaats: harinero, aceitero, batán |