Oorspronkelijk was de rodete gemaakt uit verschillende soorten hout. Later namen metalen wielen geleidelijk het werk over.
De motor zit vrij eenvoudig in elkaar. Een lange vertikale as steekt door het dak van de cárcavo. Het ondereind draagt het aandrijfwiel, de rodete. De bovenste molensteen zit vast op het bovenste uiteinde van de as.
De aanvoerpijp - botana - spuit het water over de rodete. De kracht van de waterstroom werd geregeld met een klep, de tajadera.
De levador diende om de afstand tussen de molenstenen in te stellen. De molenaar kon hiermee het aantal omwentelingen en de kwaliteit van de bloem beïnvloeden.
Beide - botana en levador - werden vanaf de werkvloer bediend.
Een beekje werd stroomopwaarts afgedamd met een azud en diende als reservoir. Een canal - soms honderden meters lang - bracht het water naar de molen. Soms werd het water opgevangen in een doorgaans kleine, maar soms heel grote (Samper), vijver - balsa - bij de molen.
Het water verlaat de balsa door de saetín en komt zo in de botana.
Op veel plaatsen loopt het canal of de balsa uit in een zeer diep reservoir: de cubo, drukput, waar de waterkolom zorgt voor de nodige druk. (Nueno, Alavés, Ara)
De motor De energiebron De werkplaats |