De molen van Yésero
met de Río Sía en de Puerto de Cotefablo in de achtergrond.
De brug leidt naar het dorp van Yésero achter de weiden rechts.
De
Barranco del Diablo komt van links.
De buitenmuren staan er nog, maar
het dak bezweek en rustte in 1998 op de vloer van de eerste verdieping.
Deze sneuvelde nadien onder het extra gewicht, waardoor de werkvloer
nu onder het puin bedolven ligt.
Het waterreservoir ligt naast de molen en
er iets boven. De voet ligt op dezelfde hoogte als de bovenverdieping
van de molen. De diameter is ongeveer 4 m en met een diepte
van 6 m is het embalse en cubo ineen. De dikke
wanden zijn gebouwd met modder, rotsen en bakstenen. Het water
stortte meer dan 5 m omlaag voor het de rueda aandreef.
De balsa wordt gevoed door twee
aanvoerkanalen. Het eerste, smal en ondiep, komt van de Barranco del Infierno
en ligt nu gedeeltelijk begraven onder de fundamenten van de verbrede weg.
Het tweede kanaal is veel groter en loopt langs de Río Sía.
Het aftappunt konden we helaas niet vinden.
Beide kanalen openen op hetzelfde punt in de embalse.
Daar bevindt zich een klep en een raster.
Het reservoir vertoont twee uitlaten, één voor elke turbine.
De buis voor de electriciteits centrale is zichtbaar in de hoek bij de
ingang van de molen.
Voor het dak neer kwam
was de werkplaats wel verwaarloosd en vuil, maar toch een bezoekje waard
vanwege de apparatuur. De molenstenen lagen bij de muur naar de
embalse gericht (rechts op de foto). Het wiel in het midden dient
om de turbine te regelen.
De kast in de diepte is een
buil-machine. Een graanzifter stond dichter bij de deur en was in 2003
het enige stuk dat niet door het dak geplet was. De cilinder was wel
al grotendeels weggevreten door roest.
In de molen
San Marco in Castillazuelo vind je andere
exemplaren van beide machines.
De generator voor de
electriciteit was afgescheiden van de rest met een dunne muur. Ten tijde van ons
bezoek bevatte de kleine ruimte alleen nog de turbine. Al de gebruikelijke
apparatuur was verwijderd; er restten alleen nog enkele bouten en isolatoren.
Beide turbines
hadden hun eigen afvoer. De cárcavo van de krachtcentrale
opent rechtstreeks in de Río Sía. Het water van de graanmolen werd afgevoerd
door een ruime tunnel onder de vloer naar een uitlaat in de tegenover liggende muur.
Daarna leidde een kanaal naar de Barranco del Infierno.