De andere ramen zijn klein: één beneden en de andere op de eerste verdieping. Die laatste (6) is zeer smal en was wellicht niet meer dan een opening om de electriciteit binnen te halen.
De muur achteraan telt twee ramen, allebei op de eerste verdieping en ongeveer even groot als het raam boven de deur. Ze zijn dicht gemetst met baksteen. Er kunnen meer ramen geweest zijn, maar dat is moeilijk zeker te weten.
Een laatste opening zit in de korte wand op het gelijkvloers (links in 1): wellicht een tweede ingang, maar met een eenvoudige houten latei, geen boog zoals in de voorgevel.
Het loont de moeite om de muren van de molen wat nader te bekijken.
Er is een duidelijke scheidingslijn tussen het bovenste en het onderste deel van de gevel (1, witte streep in 2). Die breuklijn loopt horizontaal in de lange zijden van het gebouw (1) en dan schuin omhoog tot de achterkant van de korte zijden (2). De hoekstenen boven de streep zijn duidelijk meer grijsachtig en de andere stenen liggen regelmatiger in lagen. De muur onder de streep heeft een veel minder regelmatig uitzicht met hoekstenen die bruinachtig zijn.
Nadien werd de cantilever pers vervangen door een exemplaar dat minder vrije hoogte vergde. Hierdoor werd het mogelijk om een tweede laag —als woonst misschien?— aan de constructie toe te voegen. Het raam boven de deur (1, 3) moet dan van dezelfde tijd dateren en de zoldering van het gelijkvloers moet zich dan net boven de boog van de deur bevonden hebben.
Helaas hebben we geen documenten om onze interpretatie te bevestigen en we zijn ook eigenlijk niet helemaal gelukkig met onze speculatie.
Binnen vertonen de wanden gaten voor balken die de zoldering droegen. Maar de bovenste verdieping moet een danig onaangename plek geweest zijn met slechts drie eerder kleine ramen die licht en lucht binnen lieten. En de vertikale balken (7, 8) van de pers kunnen met geen mogelijkheid onder een plafond gepast hebben dat zo laag was. Daarom kan de bovenste verdieping wellicht niet meer dan ongeveer twee derde van de oppervlakte beslaan hebben.
Die ruimte wordt gedomineerd door een platform (7). Een trapje van zes stenen treden, gelegen tegen de zuidmuur, leidt naar dat platform. Het is de beste plek voor een trap, want dat is de kortste weg tussen de kollergang en de plaats waar de massa onder de pers gestapeld werd.
Aan het andere einde van het platform bevindt zich de persbodem (regaifa, 4). Het is een stenen plaat met een rondlopende goot die de olie opving en liet aflopen in een stenen bak (pila) aan de voet van het platform. Deze pila is zichtbaar in (7), net onder de balken.
De twee balken (virgenes 7, 8, 10), geplant in een put in het platform vormen het steunpunt van de hefboom van de cantilever pers (voor een goed voorbeeld, zie Panillo).
Twee diagonale hoeken van de plaats zijn omgevormd tot voorraadbakken (algorines) waar de olijven gestapeld werden in afwachting van hun behandeling.