Foto's: 6.viii.2006, 29.vii.2020
Het gebouw | De waterwerken |
Het kanaal blijft eerst dicht bij de rivier en loopt vervolgens door weilanden (10) waar het uit een kwelzone meer water ontvangt en uiteindelijk, vlakbij de brug, uitmondt in een gemeenschappelijke wasplaats (11). Vervolgens duikt het kanaal onder de brug (12) en loopt weldra evenwijdig aan de weg, maar op enige afstand (13) ervan. Het laatste stuk is van beton en ligt vlak naast de weg (14, 15).
De laatste meters naar het wiel worden overbrugd door een open houten goot (plaatselijk met zink hersteld) (16, 17, 18). Een open goot is een primitief kenmerk dat bijna overal elders is verdwenen. Andere open goten zijn te zien in de molen van Lacabezonada, in Ainielle en in de Indiase gharats.
Wat deze molen zeker een bezoek waard maakt, is de manier waarop de waterstroom over het rad werd geregeld. Niet met een drukpijp en een sproeier met sluiter zoals overal, maar met een straalafleider, een paradera (19). Wanneer de deflector omlaag staat, zoals getoond, wordt de waterstraal uit de goot verspreid en stopt het wiel. Wanneer de afleider omhoog staat, zal de kracht van de waterstraal het wiel doen draaien.
In ons hele studiegebied zijn er slechts drie molens waar een deflectorsysteem in goede staat bewaard is gebleven: hier, in Lacabezonada en in Sarsa da Surta.
Het gebouw | De waterwerken |