De tweede molen is gebouwd op het restitutiekanaal (20) van de
eerste. De afloop kon gestopt worden aan de tweede molen en op die manier ontstond een kleine vijver
met genoeg water om enige tijd te malen. Voor de watervoorraad van die molen gold alleszins
hoe meer, hoe beter en de molenaar zou het peil zo hoog mogelijk trachten te houden.
Dat verklaart waarom de turbines van de 1ste molen zo hoog zijn opgesteld: ze moeten immers
altijd boven dat peil staan, anders kunnen ze niet werken.
De werkvloer is ingenomen door bomen en van de
vroegere bezigheden blijft er niets meer over. Vlakbij ligt een half bedolven loper steen (14) en meer is
er niet. De steen is met zijn diameter van
120 cm net een ietsje kleiner dan de meeste stenen uit de streek.
De cárcavo (22, 23) is leeg maar nog in vrij goede staat. Een deel van de achterwand is ingevallen.
De opening is groot genoeg om er door te kruipen en een blik te slaan op de uitsparingen
voor de saetín (21).