De resten van de molen waren bijna onzichtbaar
tussen de bomen en de struiken (vele met dorens). Alleen enkele van de buitenmuren
stonden nog recht (1). Door de bramen konden we niet in de constructie binnen dringen om te zoeken
resten van de vroegere activiteiten.
Uit de gaten in de wand kunnen we afleiden
dat er twee verdiepingen waren. Wellicht woonde de molenaar (zoals gewoonlijk) boven en
werd er gewerkt op het gelijkvloers.
Aan de voet van de wand die naar het oosten kijkt (2)
bevinden zicht twee uitlaten. Beide cárcavo's zijn vol met slib, maar het ziet er uit
alsof er nog af en toe water passeert door de cárcavo dichtst bij de rivier (3 rechts).
Een wateras (arbol) uit hout en nog in vrij goede
staat is zichtbaar in de cárcavo rechts (4). Ik weet niet zeker of er links ook nog een arbol is:
het was niet mogelijk om dicht genoeg te komen wegens het slib.
Water voor de molen werd uit de Río Aurín getapt. De inlaat van het kanaal (5) ligt ongeveer 1 km stroomopwaarts van de positie
van de molen. Het eerste stuk loopt nog in de bedding van de rivier en wordt gescheiden
van de hoofd-ader door een dam opgeworpen met zand en stenen.
Later wordt het kanaal een brede en diepe gracht
langs de dijk en opvalt in het landschap door de rossige kleur (6) van de
biezen die er in groeien. Dit deel van het kanaal wordt wellicht nog gebruikt
om de gazons, de groenten en bloembedden te bevloeien (6). Het laatste stuk
dat in de vijver uitloopt verkleint tot nauwelijks meer dan een goot (7).